De Dodenrit
Wij houden van Oranje
Katern III pagina 76
De klok van Arnemuiden
We rijden met de trojka door 't eindeloze woud.
Het vriest een graad of dertig, het is winter en vrij koud.
De paardehoeven knersen in de pasgevallen sneeuw.
't Is avond in Siberië, en nergens is een leeuw.
We reizen met de kinderen, al zijn ze nog wat jong,
door 't eindeloze woud waarover ik zo-even zong.
Een lommerrijk en zeer onoverzichtelijk terrein,
waarin men zich gelukkig prijst dat er geen leeuwen zijn.
We zijn op weg naar Omsk, maar de weg daarheen is lang
en daarom vullen wij de tijd met feestelijk gezang.
Intussen gaat zich iets bewegen in de achtergrond:
iets donkers en iets talrijks, en het lijkt me ongezond!
Ze zijn nog vrij ver achter ons, ik zie ze echter wel.
Het is een hele massa en ze lopen nogal snel
en door ons achterna te lopen halen zij ons in,
wat onvoordelig uit kan pakken voor een jong gezin.
De donkere gedaanten zijn bijzonder vlug ter been.
Ze lopen op vier poten, en ze kijken heel gemeen.
Ze hebben grote tanden, dat is duidelijk te zien.
Het zijn waarschijnlijk wolven, en kwaadaardig bovendien.
Al is de toestand zorgelijk, ik raak niet in paniek.
Ik houd de moed erin door middel van de volksmuziek.
We kennen onze bundel en we zingen heel wat af,
terwijl de wolven nader komen in gestrekte draf
Het is van hier naar Omsk nog een kleine honderd werst.
't Is prettig dat de paarden net vanmiddag zijn ververst.
Wel jammer dat de wolven ons toch hebben ingehaald.
Men ziet de flinke eetlust die hun uit de ogen straalt.
We doen heel onbekommerd en we zingen continu.
Toch moet er iets gebeuren onder moeders paraplu.
En zonder op te vallen overleg ik met mijn vrouw,
"Wie moet er aan geloven," vraag ik, "toe, bedenk eens gauw".
"Moet Igor het maar wezen?", "Nee, want Igor speelt viool",
"Wat vind je van Natasja?", "Maar die leert zo goed op school!",
"En Sonja dan?", "Nee, Sonja niet, zij heeft een mooie alt",
zodat de keus tenslotte op de kleine Pjotr valt.
Dus onder het gezang pak ik het ventje handig beet,
daar vliegt hij uit de trojka met een griezelige kreet.
De wolven hebben alle aandacht voor die lekkernij,
nog vierentachtig werst en o, wat zijn wij heden blij.
We mogen Pjotr wel waarderen om zijn eetbaarheid,
want daardoor raken wij die troep voorlopig even kwijt.
Zo jagen wij maar voort als in een gruwelijke droom,
ajo, ajo, ajo, al in die hoge klapperboom!
Daar klinkt weer dat gehuil en onze hoop is weer verscheurd.
De wolven zijn terug en nu is Sonja aan de beurt.
Daar gaat het arme kind, zij was zo vrolijk en zo braaf.
Nog achtenzestig werst en in Den Haag daar woont een graaf.
Ik zit nog na te peinzen en mijn vrouw stort menig traan
en kijk daar komen achter ons de wolven al weer aan.
Dus Igor, 't is wel spijtig maar jij wordt geen virtuoos.
Nog tweeënvijftig werst en daar was laatst een meisje loos.
Nu Igor is verwijderd, hebben wij weer even rust.
Maar nee, daar zijn de wolven weer, op nog een part belust.
De doodskreet van Natasja snijdt ons pijnlijk door de ziel.
Nog zesendertig werst en in blauwgeruite kiel.
Mijn vrouw en ik zijn over, dus we zingen een duet
en als 't even mee wil zitten halen we het net.
Helaas, ik moet haar afstaan aan de hongerige troep.
Nu nog maar twintig werst en Hoeperdepoep zat op de stoep.
Ik zing nu weer wat lustiger want Omsk komt in zicht,
Ik maak een sprong van blijdschap en verlies mijn evenwicht.
Terwijl de wolven mij verslinden, denk ik "Dat is pech!
Ja, Omsk is een mooie stad, maar net iets te ver weg."
Trojka hier, trojka daar
Ja, je ziet er veel dit jaar
(Herhalen met:)
Overal zit paardehaar
Steeds uit voorraad leverbaar
Zachtjes snort de samovaar
Met een Slavisch handgebaar
Doe het zelf met naald en schaar
Is dat nu niet wonderbaar
Twee halfom en een tartaar
Een liefdadigheidsbazaar
Hulde aan het gouden paar
Foei hoe suffend staat gij daar
Moeder is de koffie klaar
Kijk daar loopt een adelaar
Is hier ook een abattoir
Basgitaar en klapsigaar
Flinkgebouwde weduwnaar
Leve onze goede Tsaar!